Door Tiem van Dalfsen op 19 januari 2015

Zondagsgeld, zaterdagsgeld, eil en zeeg’n

Vanmorgen, zondagochtend 4 januari keek en luisterde ik, zoals ik dat wel vaker doe, met veel interesse naar het boekenprogramma van Wim Brands op de VPRO. Hij sprak daar onder andere met Phlip Snijder over zijn boek “De volcontinu”, een verhalenbundel. Het debuut van Phlip Snijder is “Zondagsgeld” dat  gaat over zijn jeugd, in de zestiger jaren op het toenmalige Amsterdamse Bickerseiland. Bickerseiland was in die jaren een verloederde buurt, kleine huizen, grote gezinnen terwijl hele families min of meer bij elkaar bleven wonen in die wijk. En “Zondagsgeld” was in die tijd een heel normaal woord in die buurt. Het blijkt een zakcentje te zijn dat je niet kreeg van je ouders maar van een favoriete oom/tante, opa/oma waar je iedere zondagochtend opgepoetst op visite ging, een glaasje Riedel dronk en dan na een halfuurtje kreeg je dan je zakcentje om daarvan bijvoorbeeld ’s middags naar de bioscoop te gaan.

Kristalhelder staat mij voor de geest dat in mijn jeugd in de vijftiger jaren in Genemuiden sprake was van hetzelfde verschijnsel; je zou er een gelijksoortig boek over kunnen schrijven. Uiteraard zou dan niet de titel “Zondagsgeld” luiden doch “Zaterdagsgeld”; dat dan weer wel. En natuurlijk ging je er niet van naar de bioscoop …. voor dat soort wereldse voorzieningen was Genemuiden uiteraard niet groot genoeg. Alhoewel, in het toenmalige culturele centrum van onze stad, het Weeshuis, is menig film vertoond. Zelfs herinner ik mij filmvoorstellingen van Charly Chaplin en een heus circus middenin het centrum in de openlucht. Een oom vertelde mij dat hij in de dertiger jaren nimmer van zijn (reformatorische) moeder toestemming, laat staan geld kreeg om naar “de film” te gaan; vroeg hij daarentegen geld om lichtbeelden te bekijken dan werd hem dat altijd verstrekt en werd hem zelfs veel plezier toegewenst. Wat dat betreft moet de conclusie luiden dat daar waar Nederland in de zestiger jaren steeds meer vrijheden bevocht Genemuiden, dwars als altijd, juist de touwtjes behoorlijk aantrok.
Kloffie
Die tijd had wel wat. We hadden bijvoorbeeld drie soorten kleren: zondagse, zaterdagse en doordeweekse. En je begrijpt hoe het werkt: uiteindelijk werd de zondagse kledij via de zaterdagse dracht je doordeweekse kloffie. En let wel, de zaterdagse kledij kreeg je pas op zaterdag aan na het middageten en nadat je een beetje opgepoetst was. En pas dan bezocht je je opa/oma en/of oom/tante teneinde je zaterdagsgeld te innen. Een stuiver of een dubbeltje viel je dan ten deel. Een glaasje Riedel zat er niet aan, op zijn best een glaasje ranja of als je heel veel geluk had een glaasje gazeuse. Riedel, een soort sinas, was toch echt net iets te kostbaar; dat kreeg je op zijn best op je verjaardag. Op nieuwjaarsdag probeerde je bij zoveel mogelijk volwassenen “nieuwjaar te winnen”. De wens “vuul eil en zeeg’n” (veel heil en zegen) vertederde volwassenen het meest en vergrootte de kans dat de wens van de zijde van de volwassenen “geldelijk” werd ondersteund.
Anno 2015 verloopt het leven voor een zesjarige toch wel wat gecompliceerder. Je moet zwemdiploma’s halen (wij leerden zelf zwemmen), je moet trainen voor de voetbal (bij ons kon dat pas als je 12 jaar was en als je dan zo oud was dan mocht je niet omdat het geld er niet voor was) en allemaal van dat soort dingen. Nu ga je op zaterdag met je vader en soms ook met je opa naar het voetbalveld, meestal in alle vroegte. Eén ding is voor een zesjarige echter niet veranderd: op die leeftijd is je vader de grootste, de sterkste die er op de wereld is. Die overtuiging van een zesjarige blijkt van alle tijden te zijn.
Onwankelbaar
En toch …. ook op die onwankelbare overtuiging werken krachten in. Enige tijd terug togen drie generaties op zaterdagochtend naar het voetbalveld. De jongste, zes jaar, moest wedstrijdjes spelen. Het was zeer vertederend om te zien hoe opgetogen hij reageerde toen hij scoorde. Dat dit in eigen doel was, was iets dat alleen het publiek opviel. Op enig moment moest mijn oudste kleinzoon, daarover heb ik het, het doel verdedigen. Na enige tijd komt hij een beetje panisch van onder de lat op ons toe rennen teneinde aan zijn verontruste  vader de prangende vraag te stellen: “Papa, waarom is opa groter dan jij?” Gerustgesteld , weer helemaal in balans en met de focus op de wedstrijd rende hij terug naar zijn doel toen zijn vader het volstrekt voor de hand liggende antwoord gaf: “Dat komt om dat opa mijn papa is”. Het was allemaal weer heel overzichtelijk geworden.

Voor 2015: Vuul Eil en Zeeg’n!! En mijn bankrekening is ….

Tiem van Dalfsen

Tiem van Dalfsen

Tiem van Dalfsen

Tiem van Dalfsen is voormalig raadslid, wethouder en statenlid van de PvdA en nu nog steeds betrokken bij de organisatie van de partij. Tiem is een vaste schrijver van bijdrages (om over na te denken) voor Het Vuistje.  

Meer over Tiem van Dalfsen