Bij het afscheid van Jan Haverkate
Op de laatste ledenvergadering hebben we afscheid genomen van Jan Haverkate, die onze afdeling twaalf jaren lang als interim-voorzitter heeft gediend. In een tijd waarin de leden van de verschillende bloedgroepen waaruit de afdeling Zwartewaterland is ontstaan, nog duidelijk aan elkaar moesten wennen, nam Jan de taak van voorzitter op zich, om te merken dat in twaalf jaren nauwelijks een kandidaat zich aandiende om de hamer van hem over te nemen. Zo worden a.i. al snel een paar dode letters.
Jan heeft zich, op zijn geheel eigen wijze, van zijn taak gekweten. Daarover zijn prachtige woorden gezegd en stoffelijke blijken van waardering zijn daarbij overhandigd. Vooral de persoonlijke aandacht van Jan voor die mensen in onze achterban die met tegenslag of ziekte of het wegvallen van dierbaren te maken kregen maakte van Jan een gerespecteerd en geliefd voorzitter. Van ons had hij nog niet weg gehoeven…
Cultuur in de meest brede zin van het woord had zijn warme belangstelling. Drijvende kracht was hij, onder meer achter het Full-colour festival, waar het college nu zo wreed een eind aan wil maken. Cultuur had voor Jan ook alles met taal te maken en daarom lardeerde hij zijn toespraken en bijdragen aan het Vuistje ook regelmatig met poëzie van eigen bodem, waarbij zijn voorliefde voor mensen als Jan Boerstoel en Willem Wilmink maar al te duidelijk was. Bij zijn afscheid paste dan ook een bewerking van een gedicht van de oer-Tukker Wilmink. Past ook bij Jan, die zijn wortels ook in het oostelijk deel van onze provincie heeft. Ook met deze schertsende woorden heeft het bestuur haar waardering voor Jan tot uitdrukking willen brengen.
Vrij naar:
Kantoorboekhandel… Willem Wilmink Partijbestuur… Harrie Rietman
Dit kleine pand heb ik gehuurd Deze partij heb ik bestuurd
En de bewoners van de buurt En alle mensen uit de buurt
Zagen mij dertig jaar hier staan Zagen mij maandelijks weer gaan
En altijd met een stofjas aan Soms had ik zo’n rood jackje aan
En ja al heet ik officieel En ja al heet ik officieel
Een ondernemer, ’t is niet veel De voorzitter, het is niet veel
Waar ik me op beroepen kan Waar ik me op beroepen kan
Ik word er weinig beter van Ik word er weinig beter van
Soms noemen ze me wel een krent Vergaderingen zat ik voor
Want ik vraag zesenvijftig cent Waarbij ‘k nooit mijn geduld verloor
Voor een postzegel op hun brief Als Evert weer zes vragen had
Wie boos wordt over dat tarief Waarvan ik er prompt vier vergat
Loopt voor die ene cent maar door Ik kan die man maar slecht verstaan
Tot aan het echte postkantoor Ik kom hier namelijk niet vandaan
Een cent, dat is toch wel het minst Want ook al ben ik goed gebekt
Dat is toch echt geen woekerwinst Ik spreek belabberd dialect
Ja ik verkoop, maar niet zo vaak Men stemt op ons, maar niet zo vaak
Er zit geen loop in deze zaak Te weinig steun krijgt onze zaak
Maar al met al red ik het wel Vier zetels was een mooi begin
Ik ben tenslotte vrijgezel Daarna trad het verval snel in
En als je werkt van vroeg tot laat Canvassen maar, van vroeg tot laat
Weet je met geld maar weinig raad Dat brengt wat reuring in de straat
De mens die wikt en God beschikt De kiezer weegt, de kiezer wikt
Ik heb mijn woede ingeslikt Teleurstelling moet weggeslikt
‘k Heb ook nog wel klandizie van Wij hebben ook nog wel Links-af
De jongelui, die kopen dan Dat is bij tijden echt een straf
Zo’n hele oude ansichtkaart Verf bladdert af, het dak is lek
Waarvan ’k er duizend heb bewaard En nogal scheef hangt ook het hek
Ja dat was vroeger, jongeman Een grote zorg, ja jongeman
Daar heb je weinig notie van En daar gaf jij dus leiding an
Dat was van toen ik nog niet wist Terwijl je achteraf pas weet
Hoezeer een mens de boot soms mist Die jaren waren wel besteed